Voor het landelijk gebied bepaalt het type landschap van een gebied in grote mate hoe het gebied ervaren wordt. Landschap is echter meer dan bomen en natuur. Het wordt mede gevormd door de aanwezigheid van hoogteverschillen, de aanwezige bebouwing en het gebruik van de gronden in het verleden (cultuurhistorie) en heden.
Venray is gelegen tussen de Maas en de Peel. In het Maasdal en op de hogere esgronden zijn de oudere kernen, waaronder Venray, gelegen. In de Peelontginningen liggen Ysselsteyn en Vredepeel die in de 20e eeuw ontstaan zijn. Deze historische ontwikkeling bepaalt samen met de waardevolle landschappelijke elementen het landschap van onze gemeente, waarmee bij nieuwe ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Hierbij kan gedacht worden aan basiswaarden als openheid en de verkavelingstructuur. Daarnaast zijn er waarden als beekdal, esgronden, schootslinie en houtopstanden/houtwallen, die bescherming verdienen.
Op de Landschappelijk Waardenkaart (zie volledige artikel) zijn de verschillende landschappen van Venray terug te vinden. Deze komen met name voor in het landelijk gebied. In het stedelijk gebied is door de intensieve bebouwing het oorspronkelijk landschap vrijwel verdwenen. Soms is deze behouden zoals de landweer in de wijk Landweert.
Landschapstypen
In Venray zijn als gevolg van de ontstaansgeschiedenis van oost naar west globaal drie landschapsvormen te onderscheiden: het Maasdal, het esdorpenlandschap (esgronden in combinatie met beekdal) en het ontginningslandschap. Dit overgangsgebied van de Maas tot de Peel wordt doorkruist door een drietal beken.
Van oost naar west wordt het landschap en de verkavelingsstructuur steeds grootschaliger en rechtlijniger. De oostelijke gronden zijn al veel langer in gebruik waardoor het landschap en de verkavelingsstructuur kleinschaliger en grilliger is. In het westelijk deel is als gevolg van de ontginningen, de ruilverkaveling en beekkanalisatie een meer grootschalig en rechtlijnig landschap ontstaan.
Het gebied wordt doorsneden door een drietal beken die van west naar oost lopen: de Loobeek, de Oostrumsche beek en de Lollebeek/Grote Molenbeek. De beekdalen zijn een belangrijke landschappelijke waarde in de gemeente Venray.
De oostgrens van de gemeente Venray wordt bepaald door het Maasdal. Hier zijn de afgelopen jaren ingrijpende hoogwaterbeschermingsmaatregelen genomen (Maaspark Ooijen-Wanssum) die ertoe hebben geleid dat niet alleen de waterveiligheid sterk is toegenomen, maar ook de landschappelijke kwaliteiten en de natuurwaarden van het gebied enorm zijn versterkt. De betekenis hiervan wordt onderstreept in het toekomstperspectief Panorama Noord-Limburgse Maasvallei dat door de regiogemeenten in 2020 is vastgesteld.
De oudste vestigingsplaatsen in het landelijk gebied van Venray liggen op de overgang van de hogere naar de lagere gronden. Deze kernen bevinden zich daarom aan de oostzijde van de gemeente, op de flanken van de beekdalen. Onder invloed van menselijk gebruik is hier het esdorpenlandschap ontstaan dat bestaat uit de esgronden en de beekdalen. Als gevolg van houtwinning en het houden van schapen lagen rondom het esdorpenlandschap heidevelden. In de loop der tijd zijn deze steeds verder ontgonnen. De oudste ontginningen liggen rondom de dorpen in het oostelijk deel van de gemeente en kenmerken zich als kleinschalige ontginningen. Aan het eind van de 19de eeuw begonnen de grootschalige ontginningen waarbij ook de dorpen Ysselsteyn en Vredepeel werden gesticht. Dit landschap wordt het jonge ontginningslandschap genoemd en beslaat een groot gebied in het westelijk deel van de gemeente. Deze jonge heideontginningen bestaat uit zowel agrarische gronden als uit bos- en natuurterreinen waar een grootschalig, rechtlijnig verkavelingspatroon kenmerkend is.
Door grootschalige ontwikkelingen en intensivering van de landbouw zijn de oorspronkelijke landschappen moeilijker te herkennen, zoals het onderscheid tussen de oude bouwlanden en kleinschalige landschappen. Op de landschappelijke waardenkaart maken we onderscheid in de volgende landschapstypen: esgronden, beekdal en de oude en jonge ontginningsgebieden.
De esgronden vormen hoge delen in het landschap en zijn tegenwoordig overwegend in gebruik als akkergrond en vollegronds tuinbouwgrond. Beplanting is vooral gelegen bij de bebouwing en naast de wegen. Hierdoor hebben ze een zeer open karakter. Regenwater infiltreert direct in de bodem, zodat kavelsloten niet voorkomen. Langs de randen van de esgronden ligt dikwijls een verharde weg waarlangs de (agrarische) bebouwing is geconcentreerd.
Kenmerken en opgaven esgronden:
- nabijheid van dorpen en kernen.
- openheid binnen een krans van bebouwing.
- geen landschapselementen op een enkele solitaire boom na.
- verdichte rand met bomenrijen om een bol liggend open gebied.
- kleinschalige bebouwing in enkele gevallen mogelijk mits behoud van doorzichten.
De beekdalen werden gebruikt als weidegrond, waarvoor de broekbossen in de beekdalen werden ontgonnen. Door de kanalisatie zijn de van oorsprong vochtige bodems in de lager gelegen beekdalen veelal drooggelegd. Hiermee worden de ecologisch waardevolle vochtige en natte milieus steeds zeldzamer. Hierdoor is ook de relatie tussen de beek en het beekdal niet meer overal herkenbaar. De oude graslanden in de beekdalen zijn in de huidige situatie voor een deel nog als grasland in gebruik.
Door de herinrichting van de beken krijgen deze opnieuw een meer natuurlijk karakter. De verdere verbetering van de waterkwaliteit kunnen de beken weer een belangrijke ecologische waarde krijgen.
Kenmerken en opgaven beekdalen:
- grasland, ruimte voor water en natuurontwikkeling; water als leidend principe.
- lineaire landschapselementen loodrecht op beek en beekbegeleidende beplanting.
- beek(dal)herstel.
- bebouwing zeer beperkt mogelijk mits op hogere gronden en passend in bebouwingstructuren.
- geen bebouwing in beekdalen.
Daarnaast zijn er gebieden te herkennen als een oude ontginningsgebieden. Deze gebieden grenzen veelal aan beekdalen of essen. Van oorsprong zijn deze gebieden voor het grootste gedeelte te kenmerken als kleinschalige landschappen en voor een kleiner gedeelte als oud bouwland. Deze beide landschappen hebben vanuit de ontstaansgeschiedenis een verwantschap. Beide zijn oude heidelandschappen die als bouwland in gebruik zijn genomen.
Kenmerken en opgaven oude ontginningsgebieden:
- er is sprake van afwisseling tussen openheid en geslotenheid.
- grondgebonden teelten in de vorm van akkerbouw of tuinbouw.
- houtopstanden/houtwallen op perceelsranden samen met lineaire landschapselementen.
- alleen binnen linten en clusters liggen mogelijkheden voor verdichting.
- uitbreiding van landbouwactiviteiten passend bij de schaal van het landschap.
De jonge ontginningsgebieden komen voornamelijk voor in het westen van Venray. Hier is een jong landschap ontstaan in de laatste ontginningsperiode. Het bestaat uit grote landbouwgebieden, deels grenzend aan grote boscomplexen. Het landschap heeft een rationeel karakter en is achter de bebouwingslinten weids en open en bestaat voornamelijk uit graslanden en rechte kavels.
Kenmerken en opgaven jonge ontginningsgebieden:
- graslanden, met afwatering ook geschikt voor akkerbouw en maïsteelt.
- lineaire landschapselementen.
- (grootschalige) bebouwing binnen de linten mogelijk met behoud van doorzichten passend bij de schaal van het landschap.